
7 mei 2008
ERGEE
Aaltje Kraak. Ook wel genoemd Aaltje Otten. Driehonderd jaar geleden zorgde zij er per ongeluk voor dat heel Hardenberg afbrandde. Op de kerk, de school en het huis van de weduwe Kruls na. Als zij wist wat er morgen gaat gebeuren, zou zij zich dan omdraaien in haar graf? Of aan de hemelpoort om een snipperdag smeken, zodat ze de feestelijkheden kan meevieren? Het is 8 mei wel haar dag. Aaltje Kraakdag. Met een lezing, de heruitgave van een boekje van een halve eeuw oud over de Grote Brand en Bengaals vuurwerk. Wat nog ontbreekt is de plaatsing van een heus Aaltje Kraakmonument, maar dat zit eraan te komen. Beeldend kunstenaar Arnoud Holleman zorgt ervoor. Hij is ook de bedenker van het kunstproject, dat de schone titel draagt Monument voor het verdwenen Hardenberg. Het verhaal van Aaltje Kraak staat aan de basis van een Hardenbergse mentaliteitsgeschiedenis, zegt de kunstenaar. En de gemeente zegt het hem na. Een mentaliteitsgeschiedenis die zich kenmerkt door het spanningsveld tussen bouw en sloop, tussen vernieuwing en onttakeling. Ik heb altijd gedacht dat de boerenbevolking van Hardenberg na de brand van 1708 wel iets anders aan haar hoofd had, maar de mannen lieten blijkbaar het werk voor wat het was, de school werd gesloten wegens gebrek aan leerlingen, de huisvrouwen verlieten huis en haard, want er stond iets bijzonders te gebeuren: de start van een mentaliteitsgeschiedenis, het begin van een echt spanningsveld. En dat wilde natuurlijk niemand missen.
Ik weet het niet zeker, maar ik heb zo’n vermoeden dat kunstenaars tijdens hun opleiding aan de Kunstacademie meer dan de helft van de tijd bezig zijn met het zich bekwamen in de verkoop van praatjes. Van het produceren van onbegrijpelijke kletsverhalen, die opdrachtgevers moeten verwarren zodat hen makkelijker het geld uit de zak valt te kloppen. Holleman kan er wat van, maar ook zijn kunstbroeder Michiel Kluiters beheerst het kunstje. Onlangs prees hij de leerlingen van het LOC aan de Parkweg, die zomaar durfden te zeggen dat ze niet gecharmeerd waren van zijn kunstwerk, dat bestaat uit digitale beeldschermen waar ‘bewoners’ van het LOC hun foto’s kwijt kunnen. Knap en gedurfd van de leerlingen, maar vooral van de kunstenaar, vonden sommigen, die niet begrepen dat hij weinig anders kon zeggen in het openbaar. In de wandelgangen reageerde hij wel anders: domme boerenwichter, die geen verstand hadden van kunst. Want dat moet je wel hebben natuurlijk, verstand van kunst. Iets ‘zomaar’ mooi vinden is er niet bij. Nee, je moet er verstand van hebben en er moet een verhaal bij. Bijvoorbeeld dat het zo belangrijk is dat de interactie tussen de gebruiker en het LOC centraal komt te staan, zoals Kluiters heeft bedacht. Pas als je dat door hebt begrijp je, dat het beeldschermenproject een briljante kunstuiting is.
Of is het geen aangeleerd trucje, maar blijken al die kunstenaars met hun zwamverhalen knettergek te zijn? Dat is ook goed mogelijk, maar dat is niet erg. Beter één goeie gek in een atelier dan tien in het wild. En er ontstaat natuurlijk af en toe best iets aardigs. Zoals dat hek tussen het LOC-terrein en de oude begraafplaats aan de Stationsstraat, met de tekst I Will Survive, ik zal overleven. Alleen dat erbij verzonnen verhaal detoneert. Dat verhaal zegt dat het kunstwerk een boodschap is aan de lezer; uiterst humaan, positief en altijd geldend voor iedereen. Wat uiteraard grote onzin is, want geen mens zal overleven. Niet letterlijk en niet in de herinnering. Soms voor even, maar ook dan niet meer dan een gedeelte van wat die persoon ooit was. Aaltje Kraak overleeft niet. En die Aaltje Kraakdag? Het zal haar worst zijn. En de meeste Hardenbergers na 8 mei ook.