Hardenberg, 28 april 1942. Lieve Vader en Moeder. De eerste twee dagen zijn me niet meegevallen. 's Morgens half zes op. Kwart voor zes eten halen en om bij half zeven naar het werk en om zeven uur beginnen. 's Morgens staat er nog een geweldige vrieswind die door alles heen dringt en me ijskoud maakt. Het zand stuift overal in mijn kleren, neus, mond en ogen. En dan nog de koude handen erbij en dan kan ik gerust zeggen dat de morgenuren een kwelling voor me zijn. We moeten een weg aanleggen en moeten daarvoor kiepkarretjes vullen en vervoeren. Dat werk is geweldig zwaar. Ook al werken we niet hard, zijn we geweldig moe. Maar ja, ik ben niet van poppenstront en sla me er wel doorheen. (...) Houden jullie je maar goed. Ik ben stevig en gezond.
Hardenberg, 29 april 1942. Lieve Vader en Moeder. Ik ben al lang niet zo moe meer als ik eerst was. Het schijnt al te wennen hoewel het niet makkelijk is. Moe moet niet huilen of kniezen. Dat we er weer overheen komen daar ben ik van overtuigd. (...) Je schreef dat ik naar den dokter moest gaan, maar die is hier niet eens. Als ze de joden maar kankeren kunnen. Naar Hardenberg mogen we niet. We mogen niet eens het kamp uit. We zitten hier opgesloten als slaven. (...) Mocht Pa opgeroepen worden, dan simuleer je maar van alles. Zorg dat je uit die vuile bende wegblijft.
Hardenberg, 1 mei 1942. Lieve Vader en Moeder. (...) Ik heb nu ander werk, maar ook zwaar. En dan die verschrikkelijke honger. Kom in geen geval naar mij toe. Dit kan de ernstigste gevolgen hebben. Er is al een kamp bedreigd met overbrenging naar Duitsland, omdat er 2 op hun werk even zijn weggelopen. We mogen ook nu niets meer kopen bij de boeren. Maar scharrelen toch nog wel. (...) Wanneer er iets mocht gebeuren, zal ik zien dat ik wegkom. Ik laat mij in geen geval overbrengen naar Duitsland. Maar dat is van nog geen zorg. We hebben vandaag een gulden zakgeld gehad en onze stenen. Wat staan die mooi... Ik heb nog nooit zo mijn 1 mei gevierd. Het was een hard gelag toen ik vanmorgen opstond. Maar kop op.
Hardenberg, 7 juni 1942. Lieve Ouders. Vanmorgen heb ik jullie brief ontvangen, ik was de enigste, die weer post had. De jongens zeiden al. Verbeeld je je dat jij ook geen post zou hebben. Met mijn maag heb ik helemaal geen last meer. Gelukkig maar, er zijn er bij die creperen van de pijn. Vannacht heeft Joop van Amstel weer gebraakt en er was bloed bij. Nico en Ap hebben af en toe ook last. Ze zijn al enige malen ziek geweest. Ik ben toen naar de kok geweest om te vertellen dat Jopie bloed bij zijn braaksel spoog en toen antwoordde hij dat hij zelf ook wel eens bloed spoog.
Hardenberg, 10 september 1942. Lieve Ouders. Allereerst wil ik beginnen met jullie voor het nieuwe jaar sterkte en kracht toe te wensen om de komende moeilijke tijd eens in gezondheid en vrijheid achter de rug te hebben. Laten wij hopen dat dit spoedig zal zijn! Pa en Moe, ik heb vandaag het volgende gehoord. Wanneer ouders naar Westerbork gezonden worden en de zoon of dochter gaat z.g. vrijwillig mee dan worden zij toch gescheiden en gaan de jongens of meisjes apart weg. Ik kan dit bericht als vertrouwd aannemen. Het komt indirect van de J.R. Lieve Pa en Moe als dit werkelijk zo is, hetwelk mij wel waarschijnlijk lijkt, is het natuurlijk van geen nut om bij jullie in Westerbork te komen en reeds daar gescheiden te worden. Schrijf mij hieromtrent nog maar eens uitvoerig terug Pa! Jullie moeten goed begrijpen dat wanneer wij bij elkaar zouden zijn, ik geen moment zou twijfelen, integendeel het zou mij zelfs een vreugde zijn jullie (en natuurlijk ook omgekeerd) tot steun te kunnen zijn. Daarentegen weet ik niet hoe lang (kon) ik nog hier in het kamp mag blijven, maar ik kan mij hier altijd redden! Tot het einde van de oorlog! Lieve ouders ik stop deze brief toch met de hoop uitsprekend, dat we weer gauw, heel gauw bij elkaar kunnen zijn in vrijheid en gezondheid en eindig met de hartelijke groeten en een stevige zoen van Flip. Daaag! Sterkte en tot ziens!
Hardenberg, 14 september 1942. Lieve Ouders. Vanavond heb ik weer jullie brief van Zaterdagmorgen ontvangen. Ik ben blij dat ik nu weet hoe ook jullie er over denken. Ja, het is verschrikkelijk als het eens gebeurt maar we moeten het toch onder ogen zien. Ik zal dan helemaal alleen staan met niemand die meer om mij zou geven op mijn vrienden na. Jullie moeten niet denken dat het lafheid van mij is dat ik niet mee ga, ik heb alles goed overdacht en heb bij den kok om inlichtingen laten vragen. Hij heeft het ons allen ten sterkste afgeraden hij zei we komen in geen geval bij elkaar. Stuur maar verschillende dingen van mij die enigszins waarde hebben hier naar toe Pa. Ook zou ik graag willen weten waar en wie bullen van ons heeft. Je begrijpt mij wel pa! (...) Vandaag heb ik werk gekregen op een andere plaats. Ik moet nu 's morgens een klein uur lopen en moet dan plaggen steken. Een vuil rot werk. Het begint mij hoe langer hoe meer de keel uit te hangen en wordt er erg onversdan plaggen steken. Een vuil rot werk. Het begint mij hoe langer hoe meer de keel uit te hangen en wordt er erg onverschillig onder. Ik ben nu verschrikkelijk moe en weet absoluut niet hoe het komt. (...) Houden jullie zich goed en maak in ieder geval alles gereed. Daaag!!! Veel kussen en een stevige omhelzing. Tot ziens.
(Vrij Nederland - 23 mei 1998)